© Dieuwke Boersma, haar vader Anthoon Boersma en haar dochter Sippy van der Meer.
Je kunt de miltvuurbosjes nog op verschillende plekken in onze weilanden vinden. De lange, smalle eilandjes van boompjes en struiken. Dit zijn de zogenaamde “pestboskjes” of miltvuurbosjes. Onder deze bosjes ligt vee begraven dat doodgegaan is aan besmettelijke veeziektes, zoals runveepest, tongblaar of miltvuur.
aflevering 41 : miltvuurbosjes
Al zo lang de mens vee houdt, steken ziektes zo nu en dan de kop op en sterven hele veestapels. Vanaf de 18e eeuw is bekend dat de veepest om zich heen greep. In Fryslân vooral in 1714, 1744 en 1768. In 1714 bv. is bekend dat in Fryslân 61.000 stuks vee verloren ging aan de veepest en 123.000 stuks in 1744.
Gedeputeerde Staten betaalde een kleine vergoeding voor elk gestorven dier en men nam maatregelen tegen verdere verspreiding van de ziekte. Er werd een begraafplicht ingevoerd voor de kadavers, zo ver mogelijk van huis en haard, in het weiland. Dat vonden veel boeren wel wat veel van het goede; men dacht in elk geval recht te hebben op het vlees, het vet en de huid, dus werden de richtlijnen van Gedeputeerde Staten aan alle kanten ontdoken. De besmettingsrisico’s werden door veel mensen niet begrepen. Men zag de ziektes als een straf van God.
Omstreeks 1750 werd er begonnen met het testen van vaccinaties en dat verliep positief. In 1769 werd het inenten door Gedeputeerde Staten toegestaan en gepropageerd. Toch stak er om de zoveel tijd weer een nieuwe besmettelijke ziekte de kop op en moesten er veel koeien afgemaakte en begraven worden. De dieren werden bedekt met ongebluste kalk. Er werd een sloot gegraven om de begraafplaats heen, zodat er nooit meer vee op kon grazen en besmetting werd voorkomen.
Op de ontstane eilandjes groeiden bomen en struiken. De plekken werden gemeden door de bevolking. Maar goed ook, want de sporen van de miltvuurbacterie kunnen nog honderden jaren in de bodem actief blijven. En ook mensen kunnen miltvuur krijgen. Zelfs met de ruilverkaveling omstreeks 1970, zijn de bosjes met rust gelaten.
De miltvuurbosjes zijn vóór het jaar 1855 aangelegd. In dat jaar werd het verplicht massaal afmaken van vee afgeschaft, want men begon met het inenten van koeien en kon de dieren genezen met een serum.
In onze omgeving zijn nog een aantal van deze bosjes te vinden: achter Graverij 6, voor Fjildwei 5, voor het kerkhof van Akmarijp, achter Fjildwei 17 en 19 in het land van Van der Zijp zijn er drie, voor Oenemawei 16 en Oenemawei 10.