© Dieuwke Boersma, haar vader Anthoon Boersma en haar dochter Sippy van der Meer.

Deze keer moeten wij maar eens een aantal historische feiten bespreken van onze dorpen. Vandaag is de beurt aan Akmarijp. Over Akmarijp is veel te vertellen, vooral over de middeleeuwen, de tijd van gevechten tussen Schieringers en Vetkopers. Vraag mij niet waar deze groepen precies voor stonden; dat wisten ze zelf ook niet eens, maar gevochten moest er worden.  Soms veranderden de landedelen zelf wel van partij als dat voordeliger was.

Aflevering 6: Historische feiten over Akmarijp

Akmarijp lag aan een vaart die in de vroege middeleeuwen al gegraven was voor de afwatering van het veengebied. Zodoende is het ook een streekdorp geworden. Het is altijd een boerenstreek geweest, maar met grote welvaart. Er wordt in oude geschriften een aantal stinzen genoemd die er gestaan heeft; dat wijst op rijke boerenfamilies (landadel) Namen als Galema, Donia, Bangma, Unia, Molla en Bavema worden genoemd, maar het is niet met zekerheid te zeggen of deze stinzen er ook allemaal tegelijkertijd gestaan hebben.

Wat is een stins

Het woord betekent: stenen huis. Het was een stenen verdedigingshuis bij een houten boerderij en wordt ook wel state genoemd. Samen waren ze woning en bedrijf voor de middeleeuwse Friese landadel. Er is nog zo’n stins te zien in Veenwouden: de Skierstins. Hepkema schrijft in zijn “wandelingen door Friesland” over een kerkje in Akmarijp met noordelijk daarvan Abbema en Donia en zuidelijk van het kerkje de stins Galema. De kerk van Akmarijp stond op de plaats van het hedendaagse kerkhof. Dat er op die plaats bebouwing is geweest is wel duidelijk, want bij het graven van een graf komen heel vaak stenen uit de grond, altijd oude Friezen of kloostermoppen. In het boekje “Bornego” van H. Halbertsma wordt gesproken over twee parochies, namelijk die van Ackrommaryp en die van Monekaga (St. Jansga).
Op het stukje land tussen Fjildwei 5 en 7 zijn enkele jaren geleden opgravingen gedaan die wijzen op de fundamenten van het kerkje van St. Jansga. Beide kerken waren volgens Halbertsma dochterkapellen van de St. Pancraskerk in Aldeboarn. Hoe het precies geweest is zullen we wel nooit te weten komen.

Klik op onderstaande link om het gehele rapport te bekijken.
Onderzoek naar de kerk op ’t Olthof van Akmarijp

De stins van Age Donia

De bekendste en meest beruchte stins was die van Age Donia, die behoorlijk geschiedenis gemaakt heeft met zijn plunderingen in de jaren 1458 tot 1463. Dat staat allemaal beschreven in de “Kroniken” van Petrus van Thabor, een monnik van het klooster Thabor onder Tirns bij Sneek. Hij schrijft: “fan Doiynga oerloghe 1458 – in’t jaer ons Heeren MCCCC en de LV111 hadden dese broederen mit hoer swageren open oerloch, als tussen Agga Doynga miy Jancko Douma ende dy Woldman tegen Watthya Bocka Harinxma, woonende toe Slooten”
Het verhaal gaat verder in het middel-Nederlands, maar ik moet natuurlijk niet te veel uitweiden. Bovendien is het moeilijk te lezen als men het niet gewend is. In 1459 verovert Age Donia, met behulp van Jancko Douma de stins Galema, zuidelijk van de kerk in Akmarijp. Het wordt als volgt beschreven: “in’t jaer ons Heeren MCCCCIX doe creech Agga Doynga Joucka Gheelamahuys in Ackmaryp ende Haring Doynga creech Hepkahuys toe Smallebreghe, ende hielden daar vele droesen op, die groeten scade deden toe Wommels, toe Bolswert ende in die groete Aenwert ende allerweghen in Oestergo ende in Westergo, ende in die Seuenwolden, als van vangen ende roven. Tenlesten om Hepkastins weder te kryghen, wort Syrick Doynga quit, den Douwe Syarda lange geuangen hadde. Daerna quam Haring to Agga in Ackmaryck”

Plundertochten

Daar bleef het niet bij want in de daaropvolgende jaren gingen de plundertochten door tot Bolward en Boksum. Tot op een algemene landdag van Frieslân in 1461 besloten werd om af te rekenen met Age Donia.

“in dat selve jaer drewen Doynga met hoer swagers groet hoechmoet. Sy roueden ende vingen ende scatten, ende al’t lant was in vrese, so dat het lant gaer floet, ende beleyden Haring ende Agge in Ackmaryp. Daer bedreef dat meenlant niet veel, want Renik Kamstra wordt mitter busse gheschoten daer hy an sterf. Douwe Syarda verloes twee neven ende anders bleuen daer IX of X mannen en deeden ghien baet ende toghen elck syns wech te huys” Met een leger van ongeveer 4000 man komen ze dus naar Akmarijp. Age had al moderne wapens aangeschaft: een soort geweer of kanon, in de kronieken “busse” genoemd. Denk in dit verband aan buskruit. De belegeraars schrikken hier heel erg van; men kan op afstand zomaar dodelijk worden getroffen. Heel wat anders dan pijl en boog. Er werden een man of 15 doodgeschoten. Hier was niet tegen te vechten; daarom gingen de verschillende edelen met hun soldaten weer naar huis. Age werd overmoedig en plunderde nog meer dan daarvoor. In 1463 kwamen zijn vijanden weer, maar nu met dezelfde wapens als Age. De belegering van Age’s stins duurde 14 dagen. Toen was het eten op in de stins en moesten ze het opgeven. De stins werd overmeesterd en afgebroken. Age zelf was in de nacht gevlucht. Dat was dus het eind van een roofridder in Akmarijp.

Over de andere stinzen in Akmarijp is eigenlijk niets bekend. Slechts de naam Abbema komen we nog tegen in de kerk van Aldeboarn: anno 1612 Pibona Oritisius van Abbema, bedienaer des H. Evangely tot Suylen in sticht Utrecht.